Daar komt de orgelman!
Sinds mei 2004 bevindt zich aan de Kuppersweg 3 in Haarlem (in de Waarderpolder) achter grote rolluiken een heel bijzonder museum, dat volledig in het teken staat van deze draaiorgels. In een hal met een aanzienlijke dansvloer, gesierd door fraaie kroonluchters, staat een grote collectie met elk een eigen en bijzonder verhaal.
Het is moeilijk om ons voor te stellen welke plek het draaiorgel een eeuw geleden had in onze maatschappij. Draaiorgels reisden mee met kermissen, menig café had een klein ‘meubel’-draaiorgel en in danszalen stonden enorme orgels die met een uitgebreide instrumentatie de voetjes van de vloer moesten krijgen. Als het draaiorgel de straat in kwam, liep de buurt uit en verzamelde men rond het draaiorgel om te luisteren en dansen. Het was een beroep: de draaiorgelman had meerdere mensen in dienst, voor het verplaatsen, het draaien en natuurlijk het collecteren met de centenbak (de manser!).
In de periode 1900-1920 speelden draaiorgels in de straten van iedere stad. Voor ‘de gewone man’ de manier om kennis te maken met schlagers, filmmuziek, opera-aria’s en later jazz. De instrumenten van de draaiorgels kregen een steeds verfijnder klankkarakter, met registers als viool, klarinet en ‘vox humana’ (menselijke stem).
Géén Nederlandse uitvinding
Hoewel het ‘pierement’ (Amsterdams voor raaiorgel) met name in Nederland tot grote bloei kwam, vond het zijn oorsprong in Italië. De oudst bekende afbeelding en beschrijving van een straatdraaiorgel is te vinden in het in 1722 in Rome verschenen boek “Cabinetto Armonico” van F. Bonanni. Het waren kleine orgeltjes die eenvoudige melodietjes voortbrachten en door straatmuzikanten gebruikt werden om zichzelf te begeleiden. Deze Italiaanse straatmuzikanten reisden naar andere landen en zo raakte deze vorm van straatmuziek ook in Duitsland en Frankrijk bekend. Tussen 1800 en 1840 verschenen in het Zwarte Woud en in Parijs draaiorgelfabrieken, die aanvankelijk kleine draagbare ‘buikorgels’ produceerden, maar later ook zwaardere en grotere orgels, die tijdens het spelen op een poot moesten leunen (‘pootorgels’). Daarna kwamen nog grotere instrumenten die op een driewielige wagen werden geplaatst; de eerste rijdende draaiorgels!
De neergang
Door de opkomst van radio, film en de grammofoon na de Eerste Wereldoorlog, begon de belangstelling voor de draaiorgels te tanen en de fabrieken moesten de één na de ander hun deuren sluiten. Ook de gemeentelijke overheid speelde hierbij een rol: zo voerde de gemeente Amsterdam via het vergunningenbeleid een ‘uitstervingsbeleid’ uit omdat zij het draaiorgel niet vond passen bij het imago van een moderne wereldstad.
De Leeuw
Als ik op een ijzige middag in het museum aankom, krijg ik meteen de net gearriveerde aanwinst De Leeuw te zien. Een in 1904 in de Gavioli-fabriek in Parijs gebouwd concertorgel, dat binnen 10 jaar werd verkocht aan de rondreizende bioscoop van Hommerson. Het museum heeft het door bemiddeling van het ‘Nationaal Fonds Draaiorgelbehoud’ kunnen overnemen van de Lions Club uit Tiel, waar het orgel voor het ophalen van geld voor goede doelen langzamerhand in onbruik was geraakt.
Draaiorgels kregen tijdens hun lange leven menig onderhoudsbeurt waarbij het binnenwerk werd gedemonteerd en aangepast, en frontdelen vervangen of geverfd.
Ook de Leeuw lijkt niet op het orgel dat in 1904 de fabriek verliet en mist bovendien ook nog het bovendeel, waarvan weliswaar exact bekend is hoe die er uit heeft gezien! Het is dan ook natuurlijk de uitdrukkelijke wens van het museum om de Leeuw uiteindelijk zijn bovendeel terug te geven!
Het grootste concertorgel van Europa!
Tegen een van de achterwanden van het museum staat het imposante Kunkelsorgel, een Marenghi dansorgel, in 1909 gebouwd voor een roemrijke danszaal in Antwerpen. Rond 1930 verbouwde orgelbouwer Carl Frei uit Breda het dansorgel in opdracht van kermisexploitant Kunkels uit Roermond en het krijgt daarbij een geheel nieuw Art Deco front. Tijdens de oorlog raakt het orgel flink beschadigd en eindigt het uiteindelijk in een lekke schuur bij Roermond.
Haarlemse draaiorgelliefhebbers zochten in de jaren ‘50 een orgel om te restaureren en om als stadsorgel te laten fungeren. Hun ogen vallen op het in verval geraakte Kunkelsorgel en in 1958 wordt het op de Grote Markt verwelkomd door de Jupiter. Deze Jupiter is rond 1900 in Parijs gebouwd door de firma Gavioli en daarmee het oudste straatorgel van de museumcollectie! Samen werden zij geposteerd in een pakhuis in de Lange Wijngaardstraat. Via concerten zamelde men geld in voor de restauratie en in 1962 richt men de Stichting Stadsorgel Haarlem “Het Kunkels Orgel” op, de beheerder van het draaiorgelmuseum.
Uitbreiding collectie
In 1969 werd de restauratie voltooid, al had men het idee van een stadsorgel inmiddels laten varen. Het Kunkelsorgel komt samen met de ‘Jupiter’ terecht in de Holland Nautic Loods aan de Werfstraat in Haarlem. Een enorme hal, waar een andere vloer in moest en waar sanitaire voorzieningen ontbraken. Het pand wordt langzaamaan opgeknapt en er komen twee nieuwe aanwinsten: De Grote Blauwe, een straatorgel uit de jaren ‘30 van Rotterdamse orgelbouwer Jacques Minning en Caféorgel De Zwarte Madonna van de Belgische fabriek Mortier. Een caféorgel moest natuurlijk in het interieur van een bruin café passen en lijkt dus meer op een meubelstuk dan op het draaiorgel zoals wij dat kennen!
Vreemde eend in de bijt?
In theaters, tijdens films en voorstellingen, bespeelden gerenommeerde muzikanten als Cor Steyn en Bernhard Drukker vroeger enorme orgels. Het Haarlemse Cinema Palace in de Grote Houtstraat had er zo één. In het gerenoveerde Tuschinski Theater in Amsterdam is het theaterorgel in ere hersteld en tijdens speciale concerten te beluisteren. In het draaiorgelmuseum bevindt zich het Compton Theaterorgel ‘Lady Compton’, in 1935 door de Londense fabriek John Compton geleverd aan de Majestic Cinema in Rochester, Kent. Via Orpington en de Stadsgehoorzaal van Middelburg heeft dit orgel, waarop regelmatig concerten worden gegeven en dat eigendom is van de Nederlandse Orgel Federatie (NOF), een plek gekregen in het draaiorgelmuseum.
Een nieuw pand
Eind 2003 moest men het pand aan de Werfstraat verlaten en verhuisde men naar de Kuppersweg. Toen in 2011 het bericht kwam dat de subsidie op de hoge huurkosten op korte termijn zou worden beëindigd, kon de Stichting met enige financiële hulp het pand kopen en werd zelfs zónder subsidie een gezonde organisatie. Een team van vrijwilligers en orgelliefhebbers uit het hele land, draagt een steentje bij aan het behoud van het museum; een prachtige locatie die wordt verhuurd voor feesten, rondleidingen en groepsvisites.
Draaiboeken en … computers
Draaiorgels werken van oudsher op orgelboeken, waarbij de partijen voor de instrumenten zijn ingeponst. Het Kunkelsorgel en de Leeuw kunnen op deze traditionele wijze worden aangestuurd, maar dat kan ook via ‘Midi’, een digitaal systeem voor elektronische muziek. Daardoor kan voor deze orgels nu ook achter de computer nieuwe muziek worden gemaakt; en dát leidt weer tot een zeer bijzonder repertoire!
www.draaiorgelmuseum.org
Er is in dit museum zó veel te zien en er is zó veel vertellen over elk instrument dat zijn eigen geschiedenis heeft. Niet te geloven! Het draaiorgelmuseum beschikt daarom over een leuke, interessante en bijzonder informatieve website, zelfs met muziekopnames van verschillende orgels. Ga daar maar eens even neuzen en ontdek zelf wat het orgelmuseum allemaal in huis heeft.
Het allerleukste is natuurlijk om de orgels in het echt mee te maken, en dat kan: elke zondagmiddag is het museum tussen 12.00 – 18.00 gratis toegankelijk. Kinderen kunnen zelfs een draaidiploma behalen! En vaak is er dan ook een orgel voor een concert ‘op visite’. Zo gaf bijvoorbeeld het Cubaanse draaiorgel Cien años de tradición samen met een percussiegroep een concert in het museum.
Tom Bak
Met dank aan: Louis Guykens.