023 Regio Cultuur - Niet lang geleden bepaalden bollenvelden een groot deel van het landschap van Heemstede en Bennebroek. De velden maakten echter plaats voor woonwijken waardoor de meeste karakteristieke bollenschuren verdwenen. Begin jaren negentig van de vorige eeuw kwam het besef dat de gebouwen uniek cultuurhistorisch erfgoed zijn. Wat de pakhuizen zijn voor Amsterdam, betekenen de bollenschuren voor de Bollenstreek, inclusief Bennebroek en Heemstede.
De afgelopen decennia is men zuinig op de nog resterende bollenschuren en is een aantal zelfs tot monument verklaard. De Werkgroep Bollenerfgoed van het CultuurHistorisch Genootschap Duin- & Bollenstreek zet zich in om het bollenerfgoed te behouden en te beschermen. Ook in Heemstede en Bennebroek zijn oude bollenschuren bewaard gebleven en hebben een nieuwe bestemming gekregen.
Ondanks een nu al achttien jaren durende discussie, is nog steeds niet bekend hoe de toekomst van het Manpadslaangebied in Heemstede eruitziet. Daarmee is ook de toekomst van de bollenschuur aan de Manpadslaan onzeker terwijl het hier een gemeentelijk monument betreft. Deze bollenschuur is het laatste originele exemplaar in Heemstede; de schuur is gebouwd in 1910 en wordt sinds de jaren negentig niet meer gebruikt.
Het CultuurHistorisch Genootschap Duin- & Bollenstreek beschreef het pand in 2017 als ‘een parel’, maar dan wel ‘in belabberde toestand’. Hoe lang kan deze zeldzame bollenschuur de weersinvloeden nog doorstaan? Om verder verval te voorkomen heeft projectontwikkelaar Parck Manpad, eigenaar van het gebouw, de schuur laten dichttimmeren. Gelukkig zijn er ook voorbeelden van voormalige bollenschuren die een waardige herbestemming hebben gekregen.
Huize Flora
Tegenover de trambrug aan de Bennebroekerlaan in Bennebroek staat Huize Flora. Het witgepleisterde woonhuis uit de tweede helft van de 19de eeuw staat op de gemeentelijke monumentenlijst. Niet alleen vanwege de classicistische bouwstijl, de houten luiken en de kroonlijsten, maar ook vanwege de cultuurhistorische waarde. Het pand heeft namelijk een aangebouwde bollenschuur, een herinnering aan de periode dat de bloembollenteelt een belangrijke inkomstenbron was voor Bennebroek. Het huis en de voormalige schuur zijn in hoofdvorm en detaillering vrij gaaf behouden gebleven.
In 1881 erfden de broers Petrus en Herman Parmet van vader Ferdinand de kwekerij, bloembollengrond en het woonhuis met bollenschuur aan de Bennebroekerlaan. Daar hoorden ook de tuinderijen ‘Flora’ bij de Bennebroekerbrug en ‘De Bleek’ aan de Bennebroekervaart bij. Het bedrijf Gebroeders Parmet heeft niet lang bestaan; in 1890 verkochten zij hun onroerend goed in delen aan het kerkbestuur van Onze Lieve Vrouwe Hemelvaart te Vogelenzang en aan de bloembollenkwekers Franciscus Roozen, Quirinus de Jong en Pieter Bakker. Deze laatste kocht ook het huis met de bollenschuur.
In 1984 kochten Mary en Henny Bruijns het huis en de bollenschuur van de weduwe van Piet Bakker. In de bollenschuur gaf Mary jarenlang creatieve cursussen en workshops. Daartoe moesten de houten stellingen waarop de bollen te drogen werden gelegd, eerst allemaal worden verwijderd; een ingrijpende verbouwing, want de stellingen vormden ook de dragende constructie van de vloeren. Tegenwoordig gebruikt het echtpaar Bruijns de schuur als opslag en atelierruimte. Ze zijn van plan de eerste verdieping te verbouwen tot een appartement waar ze zelf gaan wonen. Hun dochter komt dan met haar gezin in Huize Flora. Zo blijft dit stukje cultureel erfgoed goed bewaard.
Drie generaties Van Maris
Een andere bekende Bennebroekse bollenfamilie is Van Maris. In 1900 kocht Leonardus van Maris een stuk grond aan de Binnenweg en liet daar ook een huis bouwen. Na vijftien jaar zette hij de bloemisterij voort aan de Schoollaan onder de naam Van Maris & Co. In 1922 liet hij daar tevens een bollenloods bouwen. Zoon Leonard nam het bedrijf in 1924 over. Er volgden enkele moeilijke jaren; ook de oorlogsjaren, waarin hoofdzakelijk groenten en aardappelen werden verbouwd, deden de zaak geen goed.
De echte bloeiperiode kwam na de oorlog, toen het bedrijf zich toelegde op export van tulpen, dahlia’s en gladiolen. De bollen gingen naar Frankrijk, Engeland en Duitsland, maar ook naar Zuid-Amerika of Libanon. Een eigen kwekerij had Van Maris toen niet meer, hij kocht de bollen bij kwekers in de buurt of op de veiling. Zoon Co volgde zijn vader na diens overlijden in 1962 op. Co woont nog steeds in zijn geboortehuis; in de aangrenzende bollenschuur heeft hij een fraaie opslagruimte en een biljartkamer gemaakt. Het kantoor, waar ook zijn vader en grootvader hebben gewerkt, is nog helemaal intact.
Hyacinten aan de Kadijk
De Amsterdamse bloemenkweker Clemens Braam verhuisde in 1868 naar Heemstede. Eerst woonde hij aan de Herenweg ter hoogte van de Oude Posthuisstraat en pachtte bollenland van Bosbeek en Groenendaal. De zoons Johannes en Jos traden in de voetsporen van hun vader. In 1906 kocht Jos een stuk grond aan de Kadijk waar hij een jaar later een bollenloods bouwde. Het telen van hyacinten werd de specialiteit van het familiebedrijf, dat na Jos werd voortgezet door zijn zoon Guus en kleinzoon Hans.
Rond 2000 wilde men het toen bouwvallige pand, dat inmiddels vanwege het zeldzame montagesysteem tot rijksmonument was verklaard, slopen of overbrengen naar het openluchtmuseum in Arnhem. Uiteindelijk besloot Hans Braam het te verkopen, waarna de nieuwe eigenaar het verbouwde tot twee woningen. Uitwendig is er, op de kleur van de ramen en kozijnen na, niet veel veranderd.
Sporten in ‘Bloemlust’ aan de Kerklaan
De laatste bollenschuur die in Heemstede werd gebouwd staat aan de Kerklaan, tegenover de Bavokerk, achter De Zwart Interieur. Opdrachtgever was Gerardus Nelis, telg uit de bekende Heemsteedse bollenfamilie. Hij heeft er nooit zijn bedrijf kunnen beginnen; als dienstplichtig soldaat van 27 jaar sneuvelde hij in 1940 op de Grebbeberg.
In 1948 begon Anton van Houten er een garagebedrijf en verkocht auto’s van o.a. het merk De Soto (Chrysler). Op het tegeltableau aan de gevel is die naam nog steeds vaag te ontcijferen.
Sinds 2008 is sportschool FM HealthClub alhier gevestigd. Eigenaar Wouter Brans vroeg zich ooit af wat ‘het rommelhok’ aan de zijkant van het gebouw voor functie had. In dat hok stond de kolengestookte verwarmingsketel zodat de bollen goed konden drogen.
Drogen, pellen, sorteren, verpakken
Niet de bloem, maar de bol is het product waar het de bollenhandelaren om gaat. Aanvankelijk werden de bollen bij de kwekers op zolder gedroogd, maar al gauw verrezen hiervoor schuren in de bollenvelden waarin de bollen op houten stellingen of in gaasbakken werden uitgespreid. De stellingen vormden eveneens de dragende constructie van de schuur. Typerend zijn de vele, hoge ramen, waardoor de manden met bollen (via een ladder) werden binnengebracht.
In combinatie met verwarming zorgden de ramen ook voor het juiste klimaat voor het drogen van de bollen. Na het drogen volgden het pellen en sorteren, waarna de bollen in papzakken (stevige, papieren zakken) hun weg vonden over de rest van de wereld. Tot halverwege de vorige eeuw volgde men deze procedures, want toen ontstonden er grote bedrijfshallen met plaats voor machines en vorkheftrucks, zodat het hele proces machinaal (en tegenwoordig computergestuurd) gebeurt. In Museum de Zwarte Tulp in Lisse is een permanente expositie over de inrichting van de vroegere bollenschuren.